Jet, wat zeg je me nou?
Column. Terwijl ik dit schrijf zit ik in de trein naar mijn werk in Amsterdam. Mijn dochter van twee is aan het spelen bij Dikkertje Dap, de kinderopvang. Mijn zoontje van zes maanden is bij zijn vader. Hij is nog te klein voor de opvang, is mijn overtuiging. Bovendien zijn twee kinderen in de kinderopvang hartstikke duur. Inclusief luiers, melkpoeder en kleding, lopen de kosten voor de basisvoorzieningen behoorlijk op. Maar ik klaag niet. Ik geniet een goed inkomen en als alleenstaande ouder maak ik ook aanspraak op bepaalde heffingskortingen, dus daar zit het probleem niet. Veel meer maak ik me zorgen om de vraag of ik wel verder zal komen dan dit.
Al mijn ambities, ervaringen en kwaliteiten ten spijt, is de vraag die bij mensen op de lippen brand of ik het allemaal wel red als fulltime werkende moeder en hoe ik een verdere ontwikkeling van mijn carrière ga combineren met mijn kinderen. Los van het feit dat ik me door een sprong in mijn carrière een hulp in de huishouding, een oppas voor de avonduren en dagopvang voor de jongste kan veroorloven (en dus meer tijd vrij zal hebben), word ik moe van die vraag. In de beoordeling over mijn geschiktheid voor een functie zou, gelijkwaardig aan een man, slechts gekeken moeten worden naar mijn kwaliteiten en mag mijn privéleven geen onderwerp van gesprek zijn. Hoogstens krijg ik een plusje omdat ik, in vergelijking met mijn mannelijke concurrenten, meer borden tegelijkertijd in de lucht hou, erdoor gesteund dat ik me nu meer dan voorheen erger aan ‘verloren tijd’ die opgaat aan overleggen over zaken die niet echt belangrijk zijn. Als je als werkende vrouw moeder wordt verlies je niet aan ambities, je krijgt ze er juist bij, aldus Stefanie Hoogland in Geef jezelf een break, mama!
En dus voel ik me gesteund en uitgedaagd door de brief over het Emancipatiebeleid 2013 – 2016 die Minister dr. Bussemaker onlangs naar de Kamer heeft gestuurd. Daarin schrijft zij dat ‘traditionele opvattingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen een belemmering kunnen zijn voor de onderwijs- en arbeidsloopbaan van vrouwen’. Om vervolgens aan te kondigen dat wet- en regelgeving niet alles oplossen. Het zijn, volgens Bussemaker, ‘maatschappelijke ontwikkelingen en de praktische vertaling van waarden die stereotype denkbeelden moeten doorbreken, waarbij autonomie en eigen initiatief de katalysator zijn.’
Om dat waar te maken zal ik dus harder moeten lopen, en laten we eerlijk zijn. Tot 1984 was bij wet geregeld dat de mening van de man de doorslag gaf over zaken zoals woonplaats en beslissingen over de kinderen. En anno 2013 bedraagt de gemiddelde beloningsachterstand van vrouwen ten opzichte van mannen 23% waarbij, na correctie van onderwijsachterstand en minder werkervaring, een statistisch onverklaard beloningsverschil van 8% resteert. Alleen maar door te laten zien wat ik als werkende vrouw en moeder kan en tegelijkertijd continu in gesprek te gaan en te blijven met mensen die er meer traditionele opvattingen op na houden, kan ik mijn steentje ertoe bijdragen dat werkelijke gelijkwaardigheid tussen man en vrouw bereikt wordt. Als we dat allemaal doen, zal het lukken!
Column Annelies de Jonge